Hoe gedrag onzekerheid maskeert

Een stoere jongen van 14 wandelde mijn praktijk binnen. Hij was aan de late kant en deed hier ietwat nonchalant over. 

Dat wordt wat, dacht ik bij mezelf…

Zijn ouders hadden hem naar mij gestuurd, omdat zijn cijfers naar beneden gingen en huiswerkbegeleiding niet het gewenste effect had. 

Nadat ik een kopje thee voor de jongeman had ingeschonken, vroeg ik hem waarom hij bij mij was gekomen. 

“Dat moest van mijn ouders.”

Aha, daar hebben we er weer eentje. Ouders die het beste met hun kind voor hebben en een oplossing verzinnen voor zijn ‘probleem’. Maar wat ervaarde deze jongen als zijn probleem?

“Mijn cijfers zijn sinds dit jaar veel meer naar beneden gegaan.”

Hmm, sinds dit jaar? Wat is er dan veranderd, vroeg ik mij af. 

P: Ik ben best wel een drukke jongen en ik vind het leuk om grapjes te maken. Soms dan geef ik een antwoord op de vraag van een docent, maar dan begint iedereen te lachen. Ze denken dan dat ik een grapje maakte, maar het was helemaal niet grappig bedoeld. Dan ben ik bang dat ze me uitlachen.

Ik vroeg P hoe dit voor hem was. 

P: Ik vind dat heel naar, dan voel ik me echt dom. Dus als de docent mij nu wat vraagt, dan maak ik bewust een grapje, zodat ik weet dat de kinderen om mijn grapje lachen en mij niet uitlachen.

Aha, dus de lolbroek van de klas is eigenlijk bang dat hij wordt uitgelachen. Wat een knappe oplossing van hem om bewust grapjes te maken, zodat hij zichzelf beschermt tegen het nare gevoel van uitgelachen worden. 

P: Op toetsen weet ik soms niet wat ik moet invullen, dan doe ik maar wat. Ik ben altijd heel zenuwachtig voor een toets, want mijn vrienden doen het altijd veel beter. Ik doe dan net alsof ik helemaal niet heb geleerd of niet mijn best heb gedaan. Als ik dan een slecht cijfer heb, komt het door mijn slechte werkhouding en niet omdat ik dom ben.

Tjonge, deze jongen heeft zichzelf in twee jaar op de middelbare school een heleboel aangeleerd om zichzelf te beschermen tegen het vervelende gevoel van falen. Hij vergelijkt zich continu met anderen en doet zich daarom anders voor dan hij in werkelijkheid is of wil zijn. 

P is niet de enige. Veel kinderen beschermen zichzelf tegen nare gevoelens, door bepaald gedrag te vertonen. Zo gedraagt P zich als de luie lolbroek die niet wil leren, omdat hij bang is om fouten te maken. Hij is niet lui, hij is onzeker. Leerkrachten, ouders en medestudenten behandelen hem zoals hij zichzelf voordoet. 

Door die buitenste beschermlaag eraf te halen, heeft P zelf ontdekt waar zijn gedrag en lagere cijfers vandaan komen. Hij is zich bewust van zijn onzekerheid, dat is de eerste stap.

Volgende keer gaan we zijn zelfvertrouwen een boost geven en ontdekt P wat hij nodig heeft om, los van de verwachtingen en eisen van de buitenwereld, een leersprong te maken. 

Gun je jouw kind ook om zijn of haar innerlijke kracht zelf te ontdekken? Benieuwd wat kindercoaching voor jouw kind kan betekenen? Neem dan contact op via het contactformulier voor een vrijblijvend intakegesprek.

Help! Wat is 4 + 6??

Vrijdag staat een rekentoets op de planning. Je kind heeft alle sommetjes vaak geoefend en is goed voorbereid. Je weet dat je kind het in zich heeft!

 

Dan is de dag van de toets aangebroken. De zenuwen stapelen zich op. De juf of meester deelt de blaadjes uit. Dan belandt de toets op het tafeltje van je kind. Wat is ook alweer 4 + 6??

 

Faalangst 

Faalangst is een bekend probleem bij kinderen. Waar komt faalangst vandaan? Op school heerst een hoge prestatiedruk. Kinderen worden steeds vaker getoetst, waarvoor ze een resultaat krijgen. Kinderen voelen de druk van de omgeving. Sommige kinderen krijgen extra hulp, omdat de resultaten in de ogen van de omgeving tegenvallen. Deze extra hulp is vaak goed bedoeld, maar voelt voor veel kinderen als extra druk.

 

Bewijsdrang 

Kinderen willen zich bewijzen, ze willen gezien en gewaardeerd worden. Wie wil dat nou niet? Veel kinderen leren voor de ander, in plaats van voor zichzelf. Ze leren om hun leeftijdsgenoten, leerkracht of ouders een plezier te doen. Deze vorm van motivatie heet extrinsieke motivatie. Zolang kinderen een extrinsieke motivatie hebben om te leren, blijft faalangst in stand.

 

Hoe herken je een kind met faalangst?

  1. Het kind zegt vaak “Dit kan ik niet”, “Dit gaat mij nooit lukken”, “Ik weet het niet”.
  2. Teruggetrokken, moeilijke uitdagingen uit de weg gaan, geen initiatief tonen.
  3. Wordt enthousiast van makkelijke taken, de kans op falen is immers een stuk kleiner.
  4. Maakt geen huiswerk of leert niet voor toetsen, om de controle over het falen te behouden. Het kind kan de slechte voorbereiding gebruiken als excuus om te falen.

 

Piekermonster en helper 

Een kind met faalangst legt een hoge druk op zichzelf. In mijn praktijk hebben we het vaak over het ‘piekermonster’. Dit is een algemene term, maar veel kinderen verzinnen een eigen naam. Het piekermonster is het deel in de hersenen dat een hoge druk legt op het kind en ervoor zorgt dat hij / zij stress ervaart. Stress zorgt er vervolgens voor dat het kind dichtklapt. Het andere deel in de hersenen is de ‘helper’. De helper geeft het kind zelfvertrouwen en doorzettingsvermogen.

De juiste balans  

Beide delen horen bij het kind, het een is niet beter dan het ander. Wel is het belangrijk dat er een goede balans is en dat het kind weet hoe hij / zij het piekermonster even kan parkeren. Kinderen leren in de praktijk een dialoog aan te gaan met het piekermonster, om hem / haar de aandacht te geven en vervolgens de deur te wijzen. Op deze manier ontstaat er ruimte voor de helper om het zelfvertrouwen een boost te geven.

Ook hulp nodig bij faalangst? 

Kan jouw kind ook hulp gebruiken bij zijn / haar faalangst? Neem dan gerust contact met mij op!

Lees hier meer over de kindercoach sessies en de praktijk.